dinsdag, december 28, 2010

Sneeuwt het wel eens in Oeganda?


Ruim een maand geleden zijn we teruggekeerd uit Oeganda. Wat een ongereptheid, uitgestrekte natuur en schitterende meren en rivieren. En heerlijk rustig (nog) natuurlijk. Vergeleken met Tanzania erg weinig zoogdieren gezien, gelukkig wel een keertje twee leeuwen in een boom en twee keer een luipaard, waarvan een met jong en veel vogels, maar bovenal echte ruige oernatuur. Omdat we ook erg veel van de plattelands en stadsbevolking hebben gezien heb ik het gevoel dat ik Afrika nu pas echt heb leren kennen.
Buiten de stad nergens andere auto's of mensengedoe, toeristisch nauwelijks ontwikkeld en ongelofelijke lange en slechte wegen. Daar waar je in Tanzania dagelijks vele malen over de zebra's, talloze soorten antilopen, roofdieren en olifanten struikelt is het op dat gebied hier maar povertjes.
Voor onze medereizigers was het nu en dan even 'afzien'. Het gezelschap werd behoorlijk op de proef gesteld door de enorme afstanden in relatie tot de buitengewoon slechte conditie van de wegen (veeleer half droog gevallen beekbeddingen!), de vaak matige tot slechte lodges en een orgie van niet brandende lampen, weigerende stopcontacten, los aan de muur hangend sanitair en veelvuldig gebrek aan warm - en soms ook oud water. De Oegandezen zelf zijn nog niet zover. Hun Engels en bevattingsvermogen voor onze - in hun ogen vaak vreemde - Westerse wensen is ver onder de maat en van anticiperen op situaties, plannen, soepel inspelen en organiseren hebben ze helemaal nooit gehoord. Het opnemen van bestellingen van meer dan 5 consumpties verliep eigenlijk nergens zonder gedoe en mateloze vertraging. Maar zondermeer van zeer goeden wille, gedienstig en uiterst vriendelijk. Niet onbegrijpelijk, wij zouden evenzeer moeite hebben met het aanpassen aan hun ontspannen manier van leven, huishouden en werken. Samenvattend: We hadden het beslist niet willen missen, maar volgende keer liever weer naar Tanzania.
Een rijpe en relativerende reactie van een lezer van dit relaas wil ik u echter niet onthouden: ‘we beseffen dan tenminste weer eens, hoe zeer wij gewend zijn om de zaken naar onze Westerse hand te zetten. Waarom moet er altijd en overal elektra zijn of een watercloset? Is aan rokerige lantaarn en een gat een grond niet even effectief? Lange en slechte wegen zijn vooral een probleem voor de tijdgebonden toerist, die meent dat de afstand in kilometers op het reisschema een relevant gegeven is. De afstand wordt in die landen gemeten in de tijd, die het neemt om te lopen.’
Maar wel of geen warm water of werkend stopcontact, ook in 2011 begeleiden we voor Labrys Reizen weer groepen door de mooiste natuurgebieden van Oost en Zuid Afrika – voor het 8e jaar alweer – altijd nieuw, altijd een feest.
En mocht u niet willen geloven dat het ook in Oeganda kan sneeuwen, klik dan op http://www.frankenhuis.org/kerstkaart/
Een bruisend en voorspoedig 2011 toegewenst!

zaterdag, december 18, 2010

Wie voor een dubbeltje geboren is...

Harembezitters - in het dierenrijk tenminste - hebben bewezen hun seksegenoten fysiek de baas te zijn. De verliezers zijn veroordeeld tot het maagdendom.
In ieder geval voor één seizoen.
Bij een studie waarin 115 zeeolifantstieren waren betrokken bleek dat de vijf grootste en zwaarste vechtersbazen 85 procent van alle nakomelingen ‘op hun geweten’ hadden. Met een lichaamsgewicht dat wel negen keer zo zwaar kan zijn als dat van de andere sekse, bedienen ze gemiddeld zo’n vijftig of meer vrouwtjes.
In principe geldt hetzelfde voor de fors uit de kluiten gewassen gorillamannen, de silverbacks. Soms bestieren zij – ook letterlijk – met hun lichaamsgewicht, dat circa twee keer zo hoog is als dat van zijn haremdames, een huishouding van wel zes vrouwen. Het zijn niet alleen de iets oudere, sterkste en meeste gezonde dieren, maar vaak ook zelf weer ‘Heren van hoge komaf’.
Het mag geen verbazing wekken dat dergelijke topsporters, maar enkele jaren op het podium kunnen schitteren en dan het stokje moeten overgeven.

Een neushoornstier heeft het vooral in de paartijd fysiek extra zwaar. Niet alleen dat hij andere mannen moet pareren, ook wordt hij door de vrouwen zwaar op de proef gesteld. Als de koeien in bronst zijn blijven ze eindeloos voor hem uit rennen om dan plotseling om te keren om een gevecht te gaan met haar hunkerende achtervolger. Deze exercities kunnen wel eens ruim een dag in beslag nemen.
Staat hij zijn mannetje dan is dat voor haar een signaal dat hij fit genoeg is om als vader voor haar kalf te dienen.
Logisch dat hij na zo’n lang voorspel niet van zijn koe is af te branden.
Dat laatste is de neushoorn als soort trouwens duur komen te staan. Zo'n neushoornman is namelijk in staat de copulatie c.q. erectie extreem lang overeind te houden, waarbij er in de oosterse geneeskunst enige verwarring bestaat of dit fenomeen nu te danken is aan de penis of aan de hoorn.
Voor de neushoorns zelf maakt het niet veel uit. Ten behoeve van de amputatie van beide uitsteeksels moet het dier er toch aan geloven.
Vooral in het Verre Oosten en op het Arabisch schiereiland wordt gemalen neushoornhoorn als seksuele stimulans gebruikt, in Jemen ben je geen echte man als je een dolk geen handvat heeft, gemaakt van neushoornnoorn. Elders dient de hoorn vooral als medicijn tegen verkoudheid, koorts, vermoeidheid of flauw vallen.

Mannen lijden dus vaak een slopend bestaan. Eerst moeten ze territorium, harems en voedselbronnen veroveren op de bronstige concurrentie en die vervolgens continu verdedigen. Enig fysiek overwicht in massa en kracht is beslist onontbeerlijk, maar
begrijpelijk dat ze na één dekseizoen meestal zijn uitgerangeerd.
Bij onze soort zijn de mannen gemiddeld acht procent langer dan vrouwen, sterker en zo’n twintig procent zwaarder. Vergeleken met de ons omringende dierenwereld lijkt dat - evolutionair beschouwd - nauwelijks voldoende om een harem te claimen.
Mocht u toch de behoefte voelen, klampt u zich dan maar vast aan een antiloop als de impala, waar de mannetjes ook maar een weinig zwaarder zijn dan hun vrouwtjes maar het vooral moeten hebben van agressie en onnutte uitsteeksels. In hun geval horens.
Zo neigt ook onze soort naar meerwijverij. De natuur is hardnekkig zo blijkt uit de buitenechtelijke escapades van veel politici, grijp- en graaigrage toppers uit het bedrijfsleven en niet te vergeten de aardse driften van het celibatair priesterdom.

In veel culturen, in het geniep dus ook in onze westerse, is het haremfenomeen nog springlevend. Maar dan op basis van hiërarchisch of materieel overwicht.
Bij onderzoek naar veelwijverij bij onze soort blijkt, dat bijna duizend van de ruim 1150 onderzochte samenlevingen – waaronder ook vroegere - polygyn waren, circa negentig procent dus.
Vrijwel zeker stroomt er bloed van Karel de Grote, Dzjengis Khan of Julius Caesar door uw aderen!