zaterdag, september 26, 2009

Hadden de Oranjes altijd al belangstelling voor dieren?

De leden van ons vorstenhuis, de Prinsen van Oranje in het bijzonder, hebben van oudsher een speciale belangstelling voor dieren. Een vorm van belangstelling, die inmiddels gelukkig verder rijkt dan de jacht alleen, getuige de belangrijke rol die Prins Bernhard in de laatste decennia van zijn leven speelde in de internationale natuurbescherming.
Na Willem de Zwijger bezaten alle stadhouders minstens één menagerie, een verzameling levende dieren. In 1614 of 1615 kreeg Prins Maurits de eerste casuaris, die ooit levend uit Oost Indië werd aangevoerd, een cadeau van de Zeeuwse Kamer der Verenigde Oostindische Compagnie. Prins Frederik Hendrik kreeg, naast vele andere exotische dieren, in 1640 de eerste chimpansee, die Europa levend bereikte. Vooral de zeer gevarieerde menagerie van Koning-stadhouder Willem III en Koningin Mary Stuart op Het Loo bij Apeldoorn was wijd en zijd vermaard. Maar Prins Johan Maurits van Nassau-Siegen was zoölogisch gezien beslist de meest bijzondere loot aan de Oranjestam. Hij bekleedde in de jaren 1636 tot 1644 op voortreffelijke wijze het gouverneurschap van grote delen van Brazilië, toen eigendom van de West Indische Compagnie.
Zijn belangstelling voor de natuur hield niet op bij terugkeer in Nederland. In zijn woning – het Mauritshuis in Den Haag – verbaasden de bezoekers zich uitbundig over de talrijke dierschilderingen en zoölogische rariteiten. Tot de collecties behoorden opgezette dieren als een jonge olifant, een walrus, exotische vogels, waaronder een kaketoe en een struisvogel, apen, schildpadden en een kaaiman.

De allerbekendste koninklijke menagerie, vooral in wetenschappelijk opzicht, was die van Prins Willem V op Het Kleine Loo in Voorburg, bij Den Haag en vanaf 1786 gestationeerd op Paleis Het Loo bij Apeldoorn.
De aanleg van het Kleine Loo begon al in 1749 en na de dood van Willem IV in 1752 breidde zijn weduwe, Prinses Anna, de menagerie voortdurend uit. Zijn collectie omvatte olifanten – de fameuze Hans en Parkie, die later als oorlogsbuit door de Franse troepen werden afgevoerd naar Parijs – een zebra, een giraffe, apen en een grote diversiteit aan exotische vogels.
De collectie vormde tevens een bron van inspiratie voor bekende onderzoekers, zoals de beheerder van de menagerie Arnout Vosmaer (auteur van Regnum Animale) en de schilder Aart Schouman. Van de laatste kunstenaar is nog divers en interessant werk te zien in de Koninklijke verzamelingen in Den Haag, Paleis Het Loo en in het Dordrechts Museum.